maandag 23 maart 2009

Overdenking van Christus’ lijden en sterven

De gereformeerde gezindte en het kerkelijk jaar zijn twee onderwerpen die gemiddeld gesproken met elkaar op gespannen voet staan. We zijn uiteraard blij dat we Kerst, Pasen, Pinksteren en dergelijke kunnen gedenken, maar toch staan we er niet heel uitvoerig bij stil. We kennen wel een adventstijd, maar er is in deze adventstijd vaak weinig bezinning op de komst van Christus in het vlees. Met de passietijd is het al niet beter gesteld. Op de lijdenszondagen wordt er uiteraard wel lijdensstof behandeld, maar verder is er weinig aandacht voor het lijden en sterven van Christus.

Roomse mystiek
In de Roomse traditie speelt juist in de tijd waarin we nu leven de veertigdagentijd een belangrijke rol. Deze veertigdagentijd is bedoeld om stil te staan bij het lijden en sterven van de Heere Jezus. Niet alleen op de zondagen is daar aandacht voor, maar ook door de week komt men regelmatig bijeen om daarover na te denken. Op deze manier is het mogelijk om meerdere facetten van het lijden en sterven te overdenken.

De tijd kenmerkt zich door inkeer tot jezelf, bezinning en bidden. Door bij jezelf naar binnen te kijken, krijg je een indruk wat je als mens God hebt aangedaan. Overtreding van Zijn geboden heeft ervoor gezorgd dat Christus die Via Dolorosa moest gaan. In de bezinning worden de diverse kruiswegstaties overdacht, waarbij elke statie een onderdeel van het lijden afbeeldt. Muziek speelt in deze traditie nog een belangrijke rol, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het Stabat Mater van Pergolesi. Een schitterend muziekstuk waarbij de luisteraar als het ware naast Maria – de moeder van Jezus – wordt geplaatst. Het bidden is gericht op de aanbidding van het werk van Christus en op het delen in het werk van Hem die het heeft uitgeroepen: Het is volbracht!

Reformatorisch?
De reformatie heeft ervoor gezorgd dat de liturgie in de protestantse kerken grondig verschilde van de Roomse eredienst. De liturgie werd van alle Roomse invloeden gezuiverd en werd teruggebracht tot de kern van het christelijke geloof: Gods Woord. Christus diende het middelpunt te zijn van de prediking. Mijns inziens een terechte koerswijziging! Maar juist hier heeft de bezinning op het lijden en sterven van Christus een belangrijke plaats. Bij het christelijke leven spreekt Calvijn over de verloochening van onszelf en het kruisdragen. Hoe zouden we dat ooit kunnen als we niet kijken naar Christus die ons daarin is voorgegaan?

Toch heeft er door de eeuwen heen zich een verandering voorgedaan. De aandacht is er nog wel voor Christus in de prediking, maar de bezinning rond het lijden en sterven is min of meer naar de achtergrond verdwenen. Met enig argwaan kijken we naar linksere protestantse gemeenten waar wel aandacht wordt besteed aan de veertigdagentijd. Vaak wordt daarbij nog een beroep gedaan op de bekende predikant van Sluis, Jacobus Koelman. Deze predikant zette zich af tegen het strikt houden van het kerkelijk jaar. En de gevolgen van deze gedachtegang zijn in Zeeland op veel plaatsen nog steeds zichtbaar.

Mijns inziens is het beroep op deze predikant – en met hem vele anderen – een niet terecht beroep. Juist deze predikanten van de Nadere Reformatie hadden namelijk wel veel aandacht voor de overdenking van Christus lijden. Dat komt tot uitdrukking in de geschriften die ze uitgaven en in de preken die ze hielden. Nog belangrijker misschien komt het wel tot uitdrukking in hun gedichten. Het lijden en sterven van Christus was voor deze predikanten een zaak die dagelijks overdacht behoorde te worden.

Het zou een zegen zijn wanneer we in de gereformeerde gezindte daarom weer een hernieuwde aandacht kregen voor het werk van Christus. Hij is die weg gegaan van Gethsèmané naar Golgotha. Hij is geslagen, bespot en beschimpt om onze zonden. Zou juist die overdenking een mens niet tot inkeer moeten brengen? Zouden we dan niet met Revius uitroepen:

’t En zijn de Joden niet, Heer Jesu, die U kruisten,
Noch die verraderlijk U togen voor ’t gericht,
Noch die versmadelijk U spogen in ’t gezicht.
Noch die U knevelden en stieten u vol puisten.

’t En zijn de krijgslui niet die met haar felle vuisten
De rietstok hebben of de hamer opgelicht,
Of het vervloekte hout op Golgotha gesticht
Of over Uwen rok t’ saam dobbelden en tuisten.

Ik ben ‘t, o Heer, ik ben ’t die U dit heb gedaan
Ik ben de zware boom die U had overlaân.
Ik ben de taaie streng daarmee Gij gingt gebonden.

De nagel, en de speer, de gesel die U sloeg.
De bloedbedropen kroon die Uwen schedel droeg.
Want dit is al geschied, eilaas, om mijne zonden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten