woensdag 13 juni 2012

Groesjenka

Haar betraand gezicht ziet mij vol liefde aan;
het zijn ogen die mij weemoedig maken.
Vurige liefde doet mij weelderig staan
en doet met kracht in mij het hoogste smaken.


Haar lichaam wil ik eens de mijne wezen.
Haar hart neemt nu mij volkomen in beslag.
Toch is in mij opnieuw de angst gerezen
dat zij mij verlaten zal met hoongelach.
Nimmer is aan mij haar ware aard getoond.
Haar innerlijk is anders dan haar spreken
verdorven door haar eigen sentiment.


Haar binnenste heeft mij alrede weggehoond
met een gezicht vol liefde, uitgestreken.
In onschuld ben ik haar achternagerend.