In de afgelopen dagen hebben we mogen stilstaan bij toch wel de belangrijkste feestdagen van het kerkelijke jaar. Goede Vrijdag is de betaaldag van de kerk, terwijl op Pasen Gods goedkeuring blijkt over het offer dat Christus heeft gebracht op Golgotha. De andere kerkelijke feestdagen zijn daarmee niet minderwaardig, maar juist Goede Vrijdag is het culminatiepunt van Jezus’ omwandeling op aarde.
Verslapping van de aandacht
Nadat we de opstanding van Christus hebben herdacht, is het een aantal weken stil rond het werk van Christus op aarde. In de preek van komende zondag wordt waarschijnlijk nog aandacht besteed aan de Emmaüsgangers of aan de ongelovige daden van de gelovige Thomas. Maar daarna verslapt de aandacht en wordt er een periode andere stof behandeld. We staan er eigenlijk nauwelijks bij stil dat Christus in deze periode aan velen is verschenen en dat Hij juist in deze periode heeft getoond dat Hij werkelijk uit het graf is verrezen.
Opdracht
Toch heeft Christus Zijn discipelen niet de opdracht gegeven om maar in een hoekje te gaan zitten en af te wachten. Nee, ze moesten verwachtend uitzien naar de komst van de Heilige Geest. De uitstorting van de Heilige Geest was nodig om als apostel in deze wereld te kunnen staan. Door deze uitstorting werden ze omgordt met kracht uit hoogte om hun dienst ten volle te kunnen verrichten.
In die periode tussen Hemelvaart en Pinksteren verzamelen de discipelen zich in een opperzaal ergens in Jeruzalem. Ze zitten daar niet te wenen, maar ze kijken uit naar de komst van die Geest die beloofd is. Ze verwachten die dag! En op welke wijze doen ze dat dan? Door eendrachtelijk te volharden in het uitzien en door eendrachtelijk te bidden.
Die opdracht geldt nog steeds: Verwacht en bidt! We moeten verwachtend uitzien naar de uitstorting van de Heilige Geest in ons hart. Wij moeten biddend uitzien naar Zijn komst in ons leven. Alleen op die wijze kunnen we werkelijk uitzien naar Pinksteren. Alleen in die weg kunnen we werkelijk deel krijgen aan Zijn Geest.
Verslapping van de aandacht
Nadat we de opstanding van Christus hebben herdacht, is het een aantal weken stil rond het werk van Christus op aarde. In de preek van komende zondag wordt waarschijnlijk nog aandacht besteed aan de Emmaüsgangers of aan de ongelovige daden van de gelovige Thomas. Maar daarna verslapt de aandacht en wordt er een periode andere stof behandeld. We staan er eigenlijk nauwelijks bij stil dat Christus in deze periode aan velen is verschenen en dat Hij juist in deze periode heeft getoond dat Hij werkelijk uit het graf is verrezen.
Opdracht
Toch heeft Christus Zijn discipelen niet de opdracht gegeven om maar in een hoekje te gaan zitten en af te wachten. Nee, ze moesten verwachtend uitzien naar de komst van de Heilige Geest. De uitstorting van de Heilige Geest was nodig om als apostel in deze wereld te kunnen staan. Door deze uitstorting werden ze omgordt met kracht uit hoogte om hun dienst ten volle te kunnen verrichten.
In die periode tussen Hemelvaart en Pinksteren verzamelen de discipelen zich in een opperzaal ergens in Jeruzalem. Ze zitten daar niet te wenen, maar ze kijken uit naar de komst van die Geest die beloofd is. Ze verwachten die dag! En op welke wijze doen ze dat dan? Door eendrachtelijk te volharden in het uitzien en door eendrachtelijk te bidden.
Die opdracht geldt nog steeds: Verwacht en bidt! We moeten verwachtend uitzien naar de uitstorting van de Heilige Geest in ons hart. Wij moeten biddend uitzien naar Zijn komst in ons leven. Alleen op die wijze kunnen we werkelijk uitzien naar Pinksteren. Alleen in die weg kunnen we werkelijk deel krijgen aan Zijn Geest.