dinsdag 31 maart 2009

Catechese voor jongeren

De catechese heeft in de afgelopen decennia steeds meer aan populariteit moeten inboeten. Hoewel er wel aandacht was voor nieuwe didactische vormen, bleek het niet mogelijk om door deze nieuwe vormen de catechese voor jongeren aantrekkelijker te maken. Enkele oorzaken hiervan zijn mijns inziens de snel veranderende cultuur (waar de kerk weinig tot niet op inspeelt) en de versterking van de kloof tussen jongeren en ouderen.

Vroeger
We moeten realistisch zijn. Ook in vroegere jaren was de catechese niet de meest geliefde agenda-afspraak voor jongeren. Jongeren kwamen naar catechese omdat ze van hun ouders moesten. En de ouders stuurden vaak jongeren naar catechese omdat dit nu eenmaal zo hoorde. Hiermee wil ik overigens niet zeggen dat er geen ouders waren die overtuigd waren van het belang van goede catechese.

Ordeproblematiek op catechese blijkt zo’n beetje van alle jaren te zijn. Wie het boekje Hanepoten van ds. J.T. Doornenbal leest, merkt dat hij ook in zijn jaren al diverse keren de ouders probeert aan te spreken op het gedrag van de jongeren. En veel predikanten en pastoraal medewerkers zitten heden ten dage met hetzelfde probleem. Een bijkomende oorzaak hiervan is waarschijnlijk ook de mondigheid die catechisanten ten toon spreiden.

Zelfreflectie
Het is belangrijk voor een catecheet om te reflecteren op zijn catechesemethode en zijn benadering van de jongeren. Is de methode die ik gebruik wel goed? Sluit de methode wel aan bij de belevingswereld van de jongeren of praat ik over de hoofden heen? Benader ik de jongeren uit liefde of benader ik ze eigenlijk als mensen die nodig iets bij moeten leren? Het zijn allemaal vragen die de catecheet zichzelf moet stellen wil hij het directe contact met de jongeren niet verliezen.

Wanneer het juist is dat de veranderende cultuur en de versterking van de kloof tussen jongeren de oorzaak zijn van de impopulariteit van de hedendaagse catechese, dan dient een catecheet er alles aan te doen om deze problematiek te overstijgen.

Cultuur
De veranderende cultuur geeft voor de catecheet aanknopingspunten om met jongeren in gesprek te gaan over de dingen die er werkelijk toe doen in het leven van een mens. Terwijl de cultuur veranderd hebben jongeren behoefte aan houvast in dit leven. Dit houvast kan een catecheet vanuit de Schrift de jongeren aanwijzen. Daarnaast dient een catecheet ook vanuit de Bijbel kaders aan te geven om als christen in deze veranderende cultuur te staan. Wat zijn bijvoorbeeld de mogelijkheden en onmogelijkheden van het leven in deze wereld? Het is daarvoor belangrijk dat de catecheet zich elke keer weer blijft verdiepen in de belevingswereld van de jongeren.

Kloof
De kloof tussen jongeren en ouderen is door de jaren heen gegroeid. Gerben Heitink laat in zijn boek Een kerk met karakter zien dat deze kloof ontstaan is doordat er meer aandacht voor het kind als kind kwam. Enerzijds is dit een positieve ontwikkeling, omdat er zo werkelijk aandacht is voor de specifieke problemen die jongeren kunnen hebben. Anderzijds moeten we beseffen dat hierdoor een kloof is gecreëerd tussen jongeren en volwassen. Deze kloof dient overbrugt te worden. Een belangrijke brug over deze kloof is de jongeren benaderen als mens. Dat betekent concreet dat de catecheet de jongeren niet alleen wat geloofsfeiten en dogma’s overdraagt, maar dat zij ook werkelijk verantwoordelijk worden gesteld voor het belijden van deze dogma’s. Het betekent dat een catecheet zijn catechisanten serieus neemt als mensen die op reis zijn naar de eeuwigheid. Alleen door die benadering is er sprake van een wezenlijke waardetoevoeging aan catechese.

maandag 23 maart 2009

Overdenking van Christus’ lijden en sterven

De gereformeerde gezindte en het kerkelijk jaar zijn twee onderwerpen die gemiddeld gesproken met elkaar op gespannen voet staan. We zijn uiteraard blij dat we Kerst, Pasen, Pinksteren en dergelijke kunnen gedenken, maar toch staan we er niet heel uitvoerig bij stil. We kennen wel een adventstijd, maar er is in deze adventstijd vaak weinig bezinning op de komst van Christus in het vlees. Met de passietijd is het al niet beter gesteld. Op de lijdenszondagen wordt er uiteraard wel lijdensstof behandeld, maar verder is er weinig aandacht voor het lijden en sterven van Christus.

Roomse mystiek
In de Roomse traditie speelt juist in de tijd waarin we nu leven de veertigdagentijd een belangrijke rol. Deze veertigdagentijd is bedoeld om stil te staan bij het lijden en sterven van de Heere Jezus. Niet alleen op de zondagen is daar aandacht voor, maar ook door de week komt men regelmatig bijeen om daarover na te denken. Op deze manier is het mogelijk om meerdere facetten van het lijden en sterven te overdenken.

De tijd kenmerkt zich door inkeer tot jezelf, bezinning en bidden. Door bij jezelf naar binnen te kijken, krijg je een indruk wat je als mens God hebt aangedaan. Overtreding van Zijn geboden heeft ervoor gezorgd dat Christus die Via Dolorosa moest gaan. In de bezinning worden de diverse kruiswegstaties overdacht, waarbij elke statie een onderdeel van het lijden afbeeldt. Muziek speelt in deze traditie nog een belangrijke rol, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het Stabat Mater van Pergolesi. Een schitterend muziekstuk waarbij de luisteraar als het ware naast Maria – de moeder van Jezus – wordt geplaatst. Het bidden is gericht op de aanbidding van het werk van Christus en op het delen in het werk van Hem die het heeft uitgeroepen: Het is volbracht!

Reformatorisch?
De reformatie heeft ervoor gezorgd dat de liturgie in de protestantse kerken grondig verschilde van de Roomse eredienst. De liturgie werd van alle Roomse invloeden gezuiverd en werd teruggebracht tot de kern van het christelijke geloof: Gods Woord. Christus diende het middelpunt te zijn van de prediking. Mijns inziens een terechte koerswijziging! Maar juist hier heeft de bezinning op het lijden en sterven van Christus een belangrijke plaats. Bij het christelijke leven spreekt Calvijn over de verloochening van onszelf en het kruisdragen. Hoe zouden we dat ooit kunnen als we niet kijken naar Christus die ons daarin is voorgegaan?

Toch heeft er door de eeuwen heen zich een verandering voorgedaan. De aandacht is er nog wel voor Christus in de prediking, maar de bezinning rond het lijden en sterven is min of meer naar de achtergrond verdwenen. Met enig argwaan kijken we naar linksere protestantse gemeenten waar wel aandacht wordt besteed aan de veertigdagentijd. Vaak wordt daarbij nog een beroep gedaan op de bekende predikant van Sluis, Jacobus Koelman. Deze predikant zette zich af tegen het strikt houden van het kerkelijk jaar. En de gevolgen van deze gedachtegang zijn in Zeeland op veel plaatsen nog steeds zichtbaar.

Mijns inziens is het beroep op deze predikant – en met hem vele anderen – een niet terecht beroep. Juist deze predikanten van de Nadere Reformatie hadden namelijk wel veel aandacht voor de overdenking van Christus lijden. Dat komt tot uitdrukking in de geschriften die ze uitgaven en in de preken die ze hielden. Nog belangrijker misschien komt het wel tot uitdrukking in hun gedichten. Het lijden en sterven van Christus was voor deze predikanten een zaak die dagelijks overdacht behoorde te worden.

Het zou een zegen zijn wanneer we in de gereformeerde gezindte daarom weer een hernieuwde aandacht kregen voor het werk van Christus. Hij is die weg gegaan van Gethsèmané naar Golgotha. Hij is geslagen, bespot en beschimpt om onze zonden. Zou juist die overdenking een mens niet tot inkeer moeten brengen? Zouden we dan niet met Revius uitroepen:

’t En zijn de Joden niet, Heer Jesu, die U kruisten,
Noch die verraderlijk U togen voor ’t gericht,
Noch die versmadelijk U spogen in ’t gezicht.
Noch die U knevelden en stieten u vol puisten.

’t En zijn de krijgslui niet die met haar felle vuisten
De rietstok hebben of de hamer opgelicht,
Of het vervloekte hout op Golgotha gesticht
Of over Uwen rok t’ saam dobbelden en tuisten.

Ik ben ‘t, o Heer, ik ben ’t die U dit heb gedaan
Ik ben de zware boom die U had overlaân.
Ik ben de taaie streng daarmee Gij gingt gebonden.

De nagel, en de speer, de gesel die U sloeg.
De bloedbedropen kroon die Uwen schedel droeg.
Want dit is al geschied, eilaas, om mijne zonden.

dinsdag 17 maart 2009

Een nieuw reveil

Eerder deze maand viel een nieuwsbrief van de Stichting Ichtusontmoeting in mijn digitale postbus. In deze nieuwsbrief werd de lezer ervan op de hoogte gesteld dat uit deze stichting, die nog niet lang geleden was opgericht, de stekker werd getrokken door organisatorische redenen. Deze stap verbaasd mij in zeker zin niets, want Nederland is inmiddels verzadigd met stichtingen en organisaties die de opwekking in Nederland proberen te bevorderen. Het doet mij in zekere zin dan ook goed om te vernemen dat de bestuursleden van deze stichting dat in hebben gezien en dat ook toe durven te geven.

Ze hebben gelijk…
Één ding moet aan de meeste van dit soort organisaties worden toegegeven, namelijk dat er in Nederland een schrijnend gebrek aan heiligheid is. In het bijzonder geldt dat wel voor het deel van Nederland dat zich reformatorisch noemt. In de gereformeerde gezindte is op dit moment een bepaalde gezapigheid zichtbaar, waardoor een heilig leven coram Deo niet meer wordt beoefend.

Daar komt dan nog eens bij dat deze groepering steeds meer lijdt aan wereldgelijkvormigheid. In veel gevallen is er eigenlijk geen waterscheiding tussen de gelovigen en de wereld. De muziek die wij draaien is eigenlijk dezelfde als die van de wereld. Onze kleding doet niet onder voor de kleding van de wereld. En belangrijker: ons egoïstisch gedrag is niet te onderscheiden van het egoïsme van een wereldling.

We zullen ons daarom als gezindte moeten afvragen of wij op deze weg verder kunnen. Het gevaar hierbij is dat we blijven hangen in het collectieve denken. Wij als groep staan immers tegenover de wereld? Maar ligt hier niet juist het grote gevaar! Als gereformeerde groep houden we de leer zo rechtzinnig mogelijk, maar ondertussen ontspoort onze levenstrein doordat de ethiek met voeten wordt getreden. Doordat we als groep te geïsoleerd zijn, zijn we geneigd om ons als groep mee te laten slepen in het isolement dat vermengd is met invloeden vanuit de wereld.

…maar nu een oplossing
Het heilige leven ontbreekt dus in Nederland en in de wereld lijkt het wel steeds erger te gaan. Is het nog mogelijk dat daar een verandering in komt of zullen we straks als gereformeerde gezindte ondergaan. Ondergaan betekent in deze zin eigenlijk niets anders dan geheel opgaan in de wereld. Die kant lijkt het in ieder geval wel uit te gaan.

Toch is er wel een oplossing mijns inziens. Een oplossing die door de Bijbel zelf aangereikt wordt. God is het Zelf die ons wijst op de weg naar een reveil in ons land. We lezen bijvoorbeeld in de profeten dat het volk tot zichzelf moet inkeren en zich moet bekeren van hun boze wegen. In stof en as moet het volk voor de HEERE neerknielen om op die manier het berouw te uiten over hun zonden en misdaden. Dat begint dan bij het individu die gaat inzien dat hij of zij persoonlijk verantwoordelijk is voor het onheil dat over het land is gekomen. Alleen in die weg is het ook mogelijk dat ons land weer een reveil beleefd.

Mijns inziens hebben alle organisaties die zich richten op een reveil dit punt over het hoofd gezien. Het gaat niet om de georganiseerde opwekkingen, maar om de individuele overtuiging dat we verloren liggen voor Gods aangezicht. Het punt dat er berouw dient te zijn over de individuele zonden is nog wel aanwezig, maar de gedachtesprong naar het collectief blijkt vaak maar mager aanwezig te zijn. Enig individualisme kan dergelijke organisaties niet worden ontzegd.

Individueel voor Gods aangezicht onze schuld belijden voor de zonden van land en volk is een belangrijke element voor een nieuw reveil. God is een God die gebeden wil worden om opwekking en herleving. We moeten dan wel tot Hem gaan in het vaste vertrouwen dat Hij werkelijk onze schuld wil vergeven. Bij ons is niets meer en al onze inspanningen lopen dood. Maar bij Hem is verwachting, omdat Hij dood en graf heeft overwonnen!

woensdag 11 maart 2009

Psalmen zingen

Een belangrijk onderdeel van de liturgie in de eredienst is het gezamenlijk zingen van de gemeente. Samen zingen geeft namelijk uitdrukking aan de verbondenheid die de zangers onderling hebben. Het samenbindende element is bij het zingen de inhoud van de liederen.

Verschuivingen
In de vroegchristelijke kerk was er al aandacht voor het gezamenlijk zingen in de eredienst. Op zich is dat opmerkelijk, want we lezen niet dat er in de synagoge ook gezongen werd. Van de tempelzang is ons uiteraard wel het één en ander bekend. De traditie van de samenzang in de vroegchristelijke kerk grijpt dan ook allereerst terug op de eredienst in de tempel.

Door de eeuwen heen heeft in de kerk een verschuiving plaatsgevonden. De samenzang werd in de Middeleeuwen vervangen door de koorzang. Op deze manier werd de gemeente steeds meer monddood gemaakt. Deze koorzang vond in principe alleen in de taal van de kerk – het Latijn – plaats, zodat de gemeente op een gegeven moment ook niet meer begreep wat er gezongen werd. De gemeente was niet meer betrokken bij het zingen en kon dus ook niet van harte instemmen met dit zingen.

Bij de Reformatie hebben de reformatoren ervoor gepleit om de samenzang weer tot onderdeel te maken van de liturgie. Daar werd op verschillende manieren mee omgegaan. Bij Luther was er namelijk wel ruimte voor het zingen van gezangen, terwijl Calvijn zich wilde beperken tot alleen de psalmen. In de calvinistisch getinte erediensten in Nederland is het daarom ook nog sterk de gewoonte om voornamelijk psalmen te zingen. Het zingen van gezangen in andere kerkgenootschappen kan dus niet teruggevoerd worden op Calvijn, maar moet vanuit andere tradities worden onderbouwd.

Omdat er nog geen enkele psalm in de volkstaal beschikbaar was, ging Calvijn in Straatsburg aan de slag om een zingbare vertaling van de grond te krijgen. Al snel kwam hij er achter dat hij niet de dichter bij uitstek was en liet hij dit werk verder over aan Clément Marot. Deze dichter zorgde ervoor dat er een vertaling kwam van de psalmen. Na veel oefening was het zelfs prettig om deze samenzang aan te horen, zo weten we uit een brief die een Nederlander vanuit Straatsburg aan zijn thuisadres schreef.

Verschillende berijmingen
Calvijn stond een berijming voor van alle 150 psalmen. Allen waren ze nuttig voor het volk om te zingen, want elke psalm gaf iets weer van de geloofsbeleving van een gelovige. In Nederland heeft men deze gedachte overgenomen en hebben diverse mensen zich ingezet om een goede psalmberijming te maken. Enkele namen daarvan zijn bijvoorbeeld Marnix van St. Aldegonde en Petrus Datheen. Zij hebben met veel moeite een complete psalmberijming proberen te verzorgen die ook gezongen kon worden op de Geneefse melodieën van Goudimel.

In de 18e eeuw waren veel mensen ervan overtuigd dat de alom ingevoerde berijming van Datheen niet de meest geschikte berijming was. Veel woorden werden niet meer begrepen en een aantal predikanten hebben daarom besloten om een nieuwe psalmberijming te verzorgen. Deze psalmberijming is onder ons bekend als de berijming van 1773, waarbij uit een drietal bestaande psalmbundels een nieuwe psalmberijming is samengesteld.

De invoering van deze psalmberijming heeft veel voeten in de aarde gehad. Het loslaten van een oude berijming is niet zo gemakkelijk, terwijl de nieuwe berijming ook nog eens de verlichte gedachten van die tijd ademde. Vooral in Friesland en de vissersplaatsen is er behoorlijk strijd geweest (bijvoorbeeld in Maassluis). Toch hadden de samenstellers van deze berijming (u kunt ze vinden voorin uw psalmboek) niet hun oog gericht op invoering van nieuwigheden, maar waren ze gericht op de verstaanbaarheid van de inhoud. De voorzitter van deze commissie was dan ook van mening dat deze berijming tijdelijk zou zijn, omdat elke tijd zijn eigen berijming nodig had.

Nieuwe berijming
Nu is het niet ondenkbaar dat, nadat de Herziene Statenvertaling het licht heeft gezien, er ook stemmen zullen opgaan voor een nieuwe psalmberijming. De berijming van 1773 is immers niet van deze tijd en heeft zulke verlichte elementen als ‘opperwezen’ en ‘deugden’ in zich. En waarschijnlijk zit er iets in om deze berijming te vervangen door een Bijbelgetrouwere berijming.

Een voorwaarde voor de nieuwe berijming zou moeten zijn dat ze zo dicht mogelijk bij de grondtaal blijft. Als uitgangspunt van de berijming zou ik dan ook liever de Statenvertaling gebruiken dan de Herziene Statenvertaling. Enerzijds omdat deze laatste nog niet breed wordt gedragen in de gereformeerde gezindte en anderzijds omdat zij soms ook iets te vrij vertaald naar mijn mening.

In enkele kerken in Engeland en Schotland wordt gebruik gemaakt van de metrical psalms. Bij deze berijming is er niet gekeken naar rijm, maar is eigenlijk alleen gekeken hoe de tekst zo gemakkelijk mogelijk te zingen is. Wanneer we terug willen naar een psalmberijming die zo dicht mogelijk aansluit bij de grondtekst, zouden we moeten overwegen om iets dergelijks in het Nederlands op te zetten. Het voordeel hiervan is dat we naar een rijke schakering aan melodieën kunnen voor elke psalm, zodat we niet de standaardmelodie elke keer zingen bij dezelfde psalm.

vrijdag 6 maart 2009

Een antwoord aan Antoine Bodar

Afgelopen dinsdag betoogde Antoine Bodar in Nijmegen dat de orthodoxe protestanten terug dienen te keren naar de Rooms-katholieke kerk. De weg terug is volgens hem geplaveid en de deuren van de Romana staan wijd open. Toch is de drempel voor protestanten hoger dan verwacht. Allereerst ontbreekt er namelijk op dit moment een gemeenschappelijke basis. Daarnaast moeten een aantal hobbels van beide kanten worden geslecht, wil de eenheid hersteld worden. Voor beide zijden wil ik een tweetal drempels noemen – hoewel er uiteraard meerdere genoemd kunnen worden – die heroverwogen moeten worden.

Basis voor eenheid
Voor zowel de Rooms-katholieke kerk als voor de protestanten is het Woord van God een belangrijk uitgangspunt van handelen. Voor de protestanten is dit Woord het enige uitgangspunt, terwijl de Rooms-katholieke kerk liever de traditie ook bij haar handelen betrekt. Hiermee ontken ik niet dat de traditie een belangrijke plaats inneemt bij de protestanten.

Om een basis voor eenheid te leggen, dienen we van beide kanten onze kaarten eerlijk op tafel te leggen. Onze wederzijdse vooronderstellingen en gedachten dienen helder te worden geformuleerd en bespreekbaar gemaakt te worden. Toch is het belangrijk om na dit gesprek te komen tot één uitgangspunt voor het gesprek, want anders zal het gesprek elke keer uitlopen op een mislukking. Dat heeft de geschiedenis wel bewezen.

De basis voor de eenheid voor christenen is het Woord van God. Dit Woord wordt aan beide kanten aanvaard als het spreken van God tot mensen. Wanneer dit Woord opengaat en eerlijk wordt gelezen, is er een basis die zal moeten leiden tot eenheid.

Van protestantse zijde
Wij als orthodoxe protestanten zijn vaak geneigd om de Rooms-katholieke leer bij voorbaat af te doen als ketters. De enige basis voor deze conclusie is de Heidelberger Catechismus die de mis verwerpt (H.C. Zondag 30). Een verdere verdieping in de Rooms-katholieke leer is er vaak niet bij. Om het gesprek met de Romana eerlijk aan te gaan, dienen we ons vooraf te verdiepen in haar leer. Uiteraard dient andersom ook te gebeuren, maar voor ons als protestanten is het nog wel belangrijker. Deze verdieping in de leer brengt ons terug bij de wortels van de scheiding en geeft de mogelijkheid tot een open gesprek.

Bodar gaf in zijn referaat aan dat er in protestantse kring weinig aandacht is voor de ecclesiologie. De plaats van de kerk in orthodox protestantse kringen gaat vaak niet verder dan het besef dat we in een bepaald gebouw samen komen. We scheiden op deze manier de zichtbare kerk van de onzichtbare kerk, terwijl de reformatoren hierbij niet verder wilden gaan dan een onderscheiding. Een nadere bezinning op de functie en betekenis van de kerk brengt ons waarschijnlijk dichter bij de ecclesiologische ideeën van de Rooms-katholieke kerk. Dit kan een nieuwe aanzet zijn tot toenadering.

Van katholieke zijde
In de Rooms-katholieke leer is er altijd een grote plaats ingeruimd voor de sacramenten. Hoewel er waardering op te brengen is voor de hoge sacramentsopvatting – in orthodox protestantse kringen is hier sprake van een hiaat – verschuift op deze manier wel de aandacht van het Woord naar het sacrament. Rooms-katholieken zouden moeten overwegen wat nu het belangrijkste is. Is dat het Woord of zijn dat de sacramenten. Paulus schrijft in zijn brief aan Rome (!) dat het geloof uit het gehoor is en het gehoor door het Woord van God (Rom. 10). Paulus doelt hier stellig op het gepredikte Woord, waar hij in dat hoofdstuk al eerder aan refereert. De hernieuwde aandacht voor het Woord zou een stap richting de kerk van de Reformatie zijn.

De concilies nemen een belangrijke plaats in de traditie van de Rooms-katholieke kerk. De achterliggende gedachte daarbij is dat de Heilige Geest door deze concilies heeft gesproken. Het is dan ook onmogelijk om de besluiten van deze concilies op te geven. De Rooms-katholieke kerk maakt het zichzelf hierdoor ontzettend moeilijk, omdat er geen reflectie mogelijk is op het verleden. Het gevolg hiervan is dat ze in een soort dwangbuis terecht komt die steeds nauwer wordt. Hierdoor is het niet meer mogelijk om het Woord van God als uitgangspunt te nemen, maar wordt het Woord van God dwangmatig geïnterpreteerd door de bril van de vele concilies die er zijn geweest. De Rooms-katholieke kerk dient zich er daarom op te bezinnen in hoeverre dat concilies werkelijk onfeilbaar zijn. Wanneer de erkenning komt dat de concilies ook fouten hebben gemaakt, is er een nieuwe weg geopend om met de orthodox protestanten in gesprek te gaan.