donderdag 26 februari 2009

Zorg voor elkaar

Een misverstand
Pastoraat is voor de meeste mensen een term die direct verbonden wordt aan de professionele, pastorale zorg die een predikant verleend aan mensen uit een gemeente. En velen laten deze zorg dan ook maar het liefst over aan de predikant of aan de kerkenraad.
Toch is hier sprake van een misverstand. Het begrip professioneel wordt in de volksmond dan als kernwoord gezien voor het pastoraat, terwijl het allereerst behoort te gaan om de pastorale zorg. Zorg is een kernwoord dat het omzien naar de ander in zich meedraagt.

Verantwoordelijkheid
Wie de Van Dale nakijkt op het lemma pastoraal, komt erachter dat dit verbonden wordt aan zorg voor de ziel. Bij het pastoraat is dat een belangrijke notie die we nooit uit het oog mogen verliezen. Het dient elke keer te gaan om de cura anima. We moeten daarbij heel goed bedenken dat de ziel het diepste bestaan is van de mens en eigenlijk alle andere onderdelen van het lichaam insluit.
Wanneer het om de zorg voor de ziel gaat, dan is het van belang te beseffen dat hier een grote verantwoordelijkheid aan is verbonden. De zorg voor de ziel heeft namelijk niet alleen te maken met het hier en nu, maar strekt zich uit over de grenzen van leven en dood heen. De zorg voor de ziel dient gericht te zijn op vraag en antwoord 1 van de Heidelberger Catechismus, namelijk de troost in leven en sterven. Vanuit dat perspectief pastoraat bedrijven moet mijns inziens leiden tot een besef van de enorme verantwoordelijkheid die daarmee samen hangt. Deze verantwoordelijkheid is er namelijk niet tegenover de medemens, maar bovenal tegenover God.

Inhoud
In het pastoraat kunnen diverse onderwerpen naar voren komen. Dit kan varieëren van huwelijksproblemen tot vragen met betrekking tot de carriëre en van vragen over het christelijk geloof tot worstelingen van de ziel. Voor al deze onderwerpen moet ruimte zijn binnen het pastorale gesprek.
Geestelijke, psychische en lichamelijke noden zijn vaak op een vernuftige wijze met elkaar verbonden. Wanneer een mens lichamelijk veel lijdt, bestaat de mogelijkheid dat de geestelijke nood minder aandacht krijgt. Doordat ziel, geest en lichaam deze verbinding kennen, is het legitiem om in een pastoraal gesprek alle drie onderdelen erbij te betrekken. Om door te dringen tot de ziel is het juist van belang om als eerste de zorgen rond lichaam en geest weg proberen te nemen.
Wanneer de ziel van de geest en het lichaam worden gescheiden, bestaat het gevaar dat we de ideeën van Descartes weer binnen halen. Descartes stelde namelijk dat lichaam en ziel van elkaar gescheiden zijn. Dit dualisme heeft desastreuze gevolgen gehad in onze samenleving, omdat de nadruk kwam te liggen op het lichamelijke. Door in de pastorale ontmoeting ziel, geest en lichaam samen te voegen - zonder de onderscheiding lost te laten - is het mogelijk om pastoraat te verlenen aan de gehele mens. In deze holistische benadering is de kans groter om door te kunnen stoten tot het diepste, namelijk de ziel.
Pastoraat is in vroegere eeuwen wel eens omschreven als de Woordverkondiging aan de enkeling. Deze omschrijving dient mijns inziens niet losgelaten te worden. Hoewel we oog moeten hebben voor de noden van de gehele mens, dient uiteindelijk het pastoraat gericht te zijn op de zorg voor de ziel. Ieder mens heeft - bewust of onbewust - zielsnood, doordat ieder mens een gevallen schepsel is. Het enige middel om deze nood te ledigen is te vinden bij God.
Juist in het Woord spreekt God tot mensen. In dat Woord maakt Hij bekend wie Hij wil zijn voor zondaren. Dit geneesmiddel dient daarom ieder mens te worden voorgehouden, omdat daarin redding is te vinden. Dit Woord heeft een zeggingskracht die elk mensenwoord en elke therapeutische behandeling overstijgt. Dat Woord van God dient daarom een centrale plaats in te nemen in de pastorale ontmoeting.

Omzien naar elkaar
In onze individualistische cultuur zijn we niet meer gewend om naar elkaar om te kijken. Zelfs onze reformatorische kerken worden meegesleept door dit individualisme. Er wordt door de kerken te weinig verzet aantekend tegen dit individualisme. Men laat zich meedeinen op de golven van de tijd. De houding we zien wel waar het schip strand lijkt soms zelfs heel nadrukkelijk aanwezig te zijn.
Het is opvallend dat juist in de christelijke gemeenschap dit individualisme ook hoogtij viert. De Bijbel - die in deze gemeenschap zo'n centrale plaats heeft - leert namelijk elke keer dat de liefde tot onze medemens een belangrijk onderdeel is van het christelijke leven. Jezus leert ons dat we God moeten liefhebben boven alles en de naaste als onszelf. Het is niet een vrijblijvende keuze die een christen kan maken, maar het is een gebod dat Jezus daar geeft. Een gebod dat gehoorzaamheid vraagt.
De liefde van Christus zou ons moeten uitdrijven om het individualisme aan de kant te zetten en meer oog te krijgen voor onze naaste. Juist christenen kunnen zich onderscheiden van de wereld door wel om te zien naar de naaste. Deze liefde zal dan als een liefelijke geur onze omgeving doortrekken.
De pastorale zorg voor onze omgeving dient daarom juist in de christelijke gemeenschap een centrale plaats in te nemen. Het gaat dan niet direct om de professionele pastorale zorg, maar juist ook om het pastorale gesprek in de individuele ontmoeting. Dit kan door naar iemands lichamelijke noden te vragen, maar ook door door te vragen naar de diepere noden van de ziel. Doordat elk christen het Woord binnen handbereik heeft, is deze pastorale hulp door ieder christen te verlenen.

maandag 23 februari 2009

Materialisme in de gereformeerde gezindte

Inleiding
Grote huizen, dure auto’s en merkkleding. Zonder te willen generaliseren kunnen we stellen dat deze opsomming kenmerkend is voor de gereformeerde gezindte. Het zijn zelfs kenmerken die buiten onze kringen als typerend worden aangegeven voor onze gezindte. Diverse vragen komen bij mij boven als ik een dergelijke typering hoor. Is deze typering juist? En hoe komen we dan aan deze typering? Bovenal komt de vraag naar boven: Is het een typering die ons mag typeren? Hiermee bedoel ik of het een typering is die overeenstemt met het handelen naar Gods Woord. En wat zijn de grenzen voor het gebruik van het aardse goed?

Term
Voor een heldere uiteenzetting van het onderwerp materialisme is het allereerst noodzakelijk om een definitie te geven van het begrip zelf. Uit het woord blijkt al dat het gaat om materiaal. Het Kramers woordenboek onderscheidt een aantal definities. De eerste definitie is dat materialisme leert dat stof het enige werkelijke bestaande is. De geest is daarbij dan een werking van het stoffelijke. Het aardse stof staat dan op de eerste en de laatste plaats, terwijl het geestelijke er niet toe doet. Filosofisch gezien bestaat er dan geen metafysische wereld of is deze onderworpen aan de fysische wereld. De ander definitie omschrijft materialisme als de stoffelijke of laag-bij-de-grondse gezindheid. Deze gezindheid zoekt alléén voldoening in het tastbare. In deze laatste definitie wordt niet zozeer de scheiding tussen het spirituele en het materiele aangegeven, maar wordt juist het doel van materialisme aangegeven. Bij het lezen van deze blog is het nodig om beide definities voor ogen te houden. De eerste om voor ogen te houden wat uit het materialisme opkomt en de tweede om het doel aan te geven van materialisme. Tussen deze twee definities zit dus eigenlijk een wisselwerking; hoe materialisme tot de mens komt en hoe materialisme van de mens uitgaat. Maar ervaren wij deze wisselwerking ook als zodanig? Niemand zal mijns inziens ontkennen dat de eerste definitie waar is. Het gaat daar namelijk om een theoretische leer die niemand kan ontkennen en die tot ons komt. Daarnaast is het een verschijnsel die we om ons heen kunnen zien. De tweede definitie - die het doel dus aangeeft - wordt problematischer. Want daar ligt het gevoelige punt wat ons raakt. Maken wij ons als gereformeerde gezindte schuldig aan deze tweede definitie?

Verschuiving
Materialisme in de breedste zin van het woord is iets van alle tijden. Toch wil dat niet zeggen dat het goed te keuren is. Ik zal daar later in dit artikel op terug te komen. Eerst wil ik kijken hoe het materialisme zich in onze gezindte heeft ontwikkelt. Voor een tijdsbepaling van het ontstaan van de huidige gereformeerde gezindte moeten we terug naar de jaren ’60 van de vorige eeuw. De verzuiling is compleet en ook de protestanten hebben zich verenigt. De saamhorigheid binnen de zuil is groot. Het gehele leven speelt zich dan ook af binnen deze zuil. De gereformeerde gezindte is een onderdeel van deze protestantse zuil. Terwijl eind jaren ’60 en begin jaren ’70 de zuilen beginnen af te brokkelen, probeert het bevindelijke deel van de gereformeerde gezindte de protestantse zuil in stand te houden. Met uiteindelijk een goed resultaat: de reformatorische zuil. In 1971 krijgt deze ‘bevindelijke zuil’ haar eigen dagblad in de vorm van het Reformatorisch Dagblad. Al eerder ontwikkelde in de linkerflank van deze zuil zich een omroep, de Evangelische Omroep. Diverse reformatorische scholen schieten als paddestoelen uit de lucht. Dit geldt niet alleen voor het basisonderwijs, maar ook voor het voortgezet onderwijs en zelfs voor het beroepsonderwijs. Dit alles had een zeker doel: Een leefomgeving te creëren waarin men kon leven tot eer van God zonder de directe invloed van de buitenwereld te voelen. Daarnaast werd men toegerust om als waar christen binnen de gehele wereld te functioneren. Zeer loffelijke doelen!
De tijden stonden niet stil en de ontwikkelingen gingen door. Bedrijven van reformatorische signatuur werden opgericht. Diverse reformatorische beurzen op allerlei vlak werden georganiseerd. Alles wat een zuil nodig had om een zuil te zijn was aanwezig. We voelden ons veilig binnen deze zuil. Één met elkaar en afgeschermd van de wereld. Tenminste…dat dachten we. Want ondanks het vasthouden aan de gereformeerde uitgangspunten is de invloed van de wereld ook doorgedrongen in onze zuil. Misschien kunnen we beter zeggen dat deze invloed er altijd al geweest is, maar juist in de laatste jaren steeds meer opspeelt. De commercialisering vindt ook in onze gezindte plaats. Als we alleen al letten op de vele advertenties in diverse bladen. Als we letten op de gerichtheid naar mode en lifestyle. Als we letten op de beurzen die worden georganiseerd. Er is geen onderscheid met de wereld! Of toch… Moeten we het onderscheid misschien zoeken in de ‘refosaus’ die over deze ontwikkelingen wordt gedaan? Onder die ‘refosaus’ versta ik dan dat het alles overgoten wordt met een gereformeerd tintje. Neem bijvoorbeeld de psalmen die je uit de stands tegemoet galmen. Is dat misschien de meerwaarde van ons materialisme? In ieder geval moeten we constateren dat we het loffelijke doel waartoe deze ontwikkeling op gang is gezet voorbij zijn geschoten.

Bijbel vs. materialisme
In de Bijbel komen we ook reeds het materialisme tegen. Diverse voorbeelden daarvan worden ons getoond door de geschiedenis heen. Neem bijvoorbeeld de farao’s van Egypte en de koningen van Babel die gericht waren op geld en goed. Toch verdienen deze voorbeelden uit de Bijbel geen navolging. Met een tweetal voorbeelden wil ik dat proberen duidelijk te maken. Als eerste wil ik wijzen op wat de Heere Jezus zegt tot de rijke dwaas die tot Hem komt [Lukas 12:13-21]. Uit de gelijkenis die de Heere Jezus dan uitspreekt blijkt dat het vergaren van aardse goederen heel dwaas is. Het leven is namelijk maar kort. En als je dan in dit korte leven alleen maar gericht bent op het aardse goed en niet rijk bent in God, dan ben je eigenlijk ontzaggelijk arm. Hetzelfde blijkt uit de geschiedenis van rijke jongeling die tot de Heere Jezus komt en vraagt wat hij moet doen om het eeuwige leven te beërven. De Heere Jezus antwoord hem dan dat hij alles moet verkopen wat hij heeft en dat aan de armen geven. Daarna moet hij Hem volgen.
In de eerste brief van Johannes vinden we ook een aanwijzing hoe we om moeten gaan met het aardse goed. Johannes zegt dan: ‘Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is’ [1 Joh. 3:15a]. En dat zegt Johannes niet zonder reden. Hij zegt er namelijk iets bij: ‘Want de wereld gaat voorbij en haar begeerlijkheid’ [1 Joh. 3:17a]. De Bijbel houdt ons dus voor dat we niet gericht moeten zijn op het materiele. We moeten niet, zoals de definitie van materialisme aangeeft, gericht zijn op de bevrediging in het tastbare. We moeten ons juist richten op de toekomst. Op het Koninkrijk van God waarvan Jezus zegt: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld [Joh. 18:36]. Meer voorbeelden kunnen gegeven worden, maar het lijkt mij duidelijk dat de Bijbel niet positief spreekt over materialisme. De Bijbel houdt ons juist voor: Hier beneden is het niet.

Augustinus
In boek XV,7 van De Civitate Dei geeft Augustinus ons een handreiking voor het gebruik van aardse goederen. Hij schrijft daar dat goede mensen de wereld gebruiken om van God te kunnen genieten. De wereld staat dan ten dienste aan de eer van God. Of zoals we in de omschrijving van de term aangaven: het metafysische staat niet ten dienste aan de fysische wereld, maar de fysische juist aan het metafysische wereld. Augustinus staat daarmee duidelijk in de bijbelse lijn. Als ons gebruik van de wereld niet tot eer van God is dan moeten we constateren dat het niet een juist gebruik is. Dan wordt het tegenovergestelde juist zichtbaar, namelijk dat de mensen Hem gaan gebruiken om van de wereld te genieten. Kunnen we misschien vanuit deze laatste groep mensen een vergelijking trekken met de huidige gereformeerde gezindte? Verschuilen wij ons als gezindte niet achter onze godsdienst als het om materialisme gaat? Dit is een ontwikkeling die zeer zorgwekkend is. Te meer daar op het misbruiken van die hoogste Koning der koningen voor onze eigen doeleinden de grootste straf, de eeuwige dood, staat. Misschien vind je dit een wel erg scherpe vergelijking, maar we moeten eerlijk in deze dingen zijn.

Grenzen
In de wereld is het onderscheid tussen rijk en arm verschrikkelijk groot. De miljardair kan baden in de weelde die hij heeft, terwijl de arme nog geen droog stuk brood kan betalen. Deze schrijnende tegenstelling komen we tegen in onze wereld. We beseffen allemaal wel dat een leven waarbij het geld over de balk wordt gesmeten niet samengaat met een christelijke leven. Het is daarom van het grootste belang om hier heel sterk op te letten. Waar geven wij ons geld aan uit? Besteden we het zo dat het ten goede komt aan de verbreiding van Gods koninkrijk of blijven we hangen in het aardse leven door het te besteden ten behoeve van eigen eer en roem. En daarbij wil ik erop wijzen dat deze laatste mogelijkheid ook heel godsdienstig ingevuld kan worden door veel boeken aan te schaffen op het gebied van theologie.
Dat betekent anderzijds weer niet dat je alleen maar op een houtje hoeft te knabbelen. Dat je nooit eens iets voor jezelf mag kopen. Die eis kan men nergens vinden. Wel is het mijns inziens goed om voor jezelf helder te hebben wat de verhoudingen zijn van je geldbesteding. Heb je bijvoorbeeld wel eens voor jezelf op een rijtje gezet wat je aan jezelf besteed en wat je zondags in de collectezak doet? De tienden die door de Joden in het oude Israël werd gehanteerd mag ons daarin wel tot voorbeeld zijn. Al zou het maar een tiende zijn van het geld wat je per maand overhoudt.

Reflectie

Hoe vast de pinnen bij onszelf in de grond zitten, kunnen we het beste zelf bepalen. Hiervoor is een kritisch zelfonderzoek in ons leven nodig. Als we dan door genade mogen weten dat we behoren tot die grote schare die niemand tellen kan dan zullen we moeten erkennen dat de pinnen van onze tent elke keer nog te diep in de grond zitten. Elke keer blijft er dan het gebed om meer zicht op Christus en een groter verlangen naar Zijn wederkomst. Maar als we niet behoren tot die grote schare dan kunnen we niet anders zeggen dat de pinnen van onze tenten diep, ja heel diep in de grond zitten. Dat is van nature namelijk ons bestaan. De hang naar het aardse is onze natuur geworden. Dat zagen we al in de Bijbel bij de geschiedenis van de rijke jongeling in Lukas 12. Van nature kunnen we dus niet eens anders dan materialistisch denken.
Uit de bovenstaande alinea is een maatstaf af te leiden, namelijk dat het geestelijke leven binnen onze gezindte afgelezen kan worden aan het materialistisch gedrag. Aangezien het denken in het materiële (bijna) onze hele gezindte doortrokken heeft, moeten we constateren dat het geestelijk gehalte erg laag is. Het materialisme is één van de belangrijkste oorzaken van onze geesteloosheid. Een grote zonde doen wij zo tegen een goede God. We halen onszelf door deze houding een oordeel op de hals. Nu is het opmerkelijk dat we dit vrij nuchter kunnen lezen en misschien zelfs nog maar instemmen.
Het is nog mogelijk om uit deze klauw van satan te ontsnappen. Ook deze dag is je nog gegeven om je bekeren. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zoudt gij sterven, o huis Israëls. De Heere heeft er geen lust in dat we verloren gaat. Ook voor materialisten geldt deze oproep. En dan niet alleen voor de materialist die beseft dat hij/zij toch wel een beetje materialistisch leeft, maar juist ook voor de grootste is er genade te vinden. Paulus zegt het zelf: Mij de grootste der zondaren is barmhartigheid geschiedt. Dan zal men met Asaf die 73e Psalm kunnen instemmen :

‘k Zal dan gedurig bij U zijn,
In al mijn noden, angst en pijn;
U al mijn liefde waardig schatten,
Wijl Gij mijn rechterhand woudt vatten.
Gij zult mij leiden door Uw raad,
O God, mijn heil, mijn Toeverlaat,
En mij, hiertoe door U bereid,
Opnemen in Uw heerlijkheid.