maandag 14 november 2011

Frisse taal

Ophef alom in de Nederlandse media. De Katwijkse predikant A. Vlietstra had in een kerkbode-artikel 17e eeuwse predikant Jacobus Koelman geciteerd over de opvoeding van kinderen. Een citaat waarin deze predikant opriep om voorzichtig te zijn in de bestraffing van kinderen. Wanneer een kind bestraft moest worden (en dat moet nu eenmaal met regelmaat in een goede opvoeding), dan diende dat met liefde te gebeuren. Het kind moest de liefde door de straf heen proeven.

De ophef werd echter veroorzaakt door het gebruik van het verouderde woord kastijding. Het hedendaagse woordenboek geeft daarvoor de definitie ‘bestraffing, slaag’. Door de media werd het echter gedefinieerd als ‘mishandeling’. Hoe het woord precies in de 17e eeuw werd gehanteerd kan ik niet direct achterhalen. Misschien is het inderdaad de corrigerende tik geweest waar Koelman op duidde, maar dat is nog steeds geen mishandeling. In ieder geval bleek in het Radio 1-journaal dat Katwijkse dames de predikant helder hadden begrepen. Ze gingen hun kinderen vanaf nu niet mishandelen met het kerkbode-artikel en de Bijbel in hun hand.

Duidelijk mag zijn dat deze ophef weer de rol van de media toont in beeldvorming. Een stukje in een kerkbode dat voor kerkelijk publiek is geschreven, wordt uit haar context gerukt en opgeblazen. Van een mug wordt een olifant gemaakt. Het negatieve beeld van de orthodoxe-christenen lijkt weer bevestigt voor het deel van onze samenleving dat al vele vooroordelen had over deze groep. Getuige de reacties op bepaalde websites heeft de media haar rol met betrekking tot negatieve beeldvorming weer formidabel gespeeld. Het is dan wel weer jammer dat de media in deze beeldvorming altijd erg gemakkelijk omgaat met de context waarin iets wordt gezegd.

Tegelijkertijd maakt het voor christenen wel weer duidelijk dat zelfs kerkbode-artikelen gelezen kunnen worden door niet-christenen. Dat is iets waar we in onze tijd rekening mee moeten houden in de verwoording van onze standpunten. De ophef die vandaag is ontstaan drukt ons met de neus op de feiten. Het belangrijkste feit is dan wel dat citaten uit het verleden niet door elke lezer meer wordt begrepen. Een reden te meer om ten allen tijde helder en fris onze standpunten te verwoorden. Zelfs richting het eigen kerkelijk publiek.

maandag 7 november 2011

Slachtoffer van jihad

Afgelopen zaterdag liep ik door het centrum van Utrecht op zoek naar nieuwe kleding. Terwijl ik door het drukke centrum liep, werd ik opeens aangesproken door een keurige jongeman. Hij stond samen met een aantal andere jongemannen flyers uit te delen met de titel: ‘een overeenkomstig woord’. Op de vraag of ik gelovig was, antwoordde ik bevestigend. En met het beantwoorden van die vraag was ik verwikkeld geraakt in de jihad.

Al snel begreep ik dat ik een uitgerekend slachtoffer was voor zijn flyer-actie. Deze actie was namelijk gericht op christenen en joden. Door middel van het islamitisch getuigenis probeerden ze christenen en joden over te halen tot de islam. Mijn gesprekspartner beaamde dat er veel overeenkomsten waren tussen het jodendom en christendom enerzijds en de islam anderzijds. Maar toch was er één groot verschil: De Koran is de laatste openbaring van Allah, dus deze diende het meest gehoorzaamd te worden. De verhalen in de Tenach en de Bijbel waren door de eeuwen heen gecorrumpeerd, maar waren in de Koran op de juiste wijze doorgegeven.

Nu vind ik het altijd interessant om met andersdenkenden in gesprek te gaan, dus ik stelde vanuit mijn kennis van de islam hem een aantal vragen. Die beantwoordde hij vriendelijk, maar hij stelde ondertussen ook tegenvragen. En dan besef je opeens dat het gemakkelijker is om in de triniteit te geloven, dan om het uit te leggen aan iemand die alleen op Wikipedia wat informatie over het concilie van Nicea had opgezocht. We hadden een gesprek waarin we over en weer probeerden aan te tonen dat ons geloof het ware is.

Gedurende het gesprek - dat mijn gesprekspartner omschreef als de jihad – bedacht ik mij dat ik als christen op de middelbare school wel wat kennis had opgedaan over de islam. Deze kennis was gedurende mijn theologische studie nog wel iets verder uitgediept. Maar ik kon mij niet herinneren dat ik ooit serieus een tekst uit de Koran had bestudeerd. En dat terwijl in de flyer een aantal Bijbelteksten werden geciteerd die mij ervan moesten overtuigen dat Jezus nooit Gods Zoon kon zijn. Zij hadden zich verdiept in mijn gedachtegoed om mij daarmee te kunnen bestrijden.

De jihad van afgelopen zaterdag heeft mij daarom tot de conclusie gebracht tot het hoognodig tijd werd dat ik het advies van de Utrechtse hoogleraar Gisbertus Voetius eens zou opvolgen. Hij was van mening dat theologen minimaal kennis genomen moeten hebben van de inhoud van de Koran. Daartoe zette hij zijn studenten dan ook aan om de Arabische taal te leren. Op die wijze kon men op gefundeerde wijze het gesprek aan gaan met de islam. Gelukkig vertelde mijn gesprekspartner zaterdagmiddag dat ik ook gerust een Nederlandse vertaling mocht lezen. Hij was namelijk ook nog niet verder gekomen.