maandag 12 december 2011

Lidice: een vergeten dorp

10 juni 1942. Een dorp in de Bohemen wordt in de avond opgeschrikt door het dreigende geluid van een militaire colonne. Duitse soldaten springen uit de vrachtwagens. Ze omsingelen het dorp en dringen de huizen binnen. Mannen, vrouwen en kinderen worden naar buiten gedreven. Ze worden gescheiden opgesloten. Ondertussen plunderen de soldaten het dorp en slaan alles kort en klein. Niets blijft heel.

De volgende morgen worden de vrouwen en kinderen weggevoerd. De vrouwen naar concentratiekamp Ravensbrück. De kinderen die niet verduitst kunnen worden naar Chelmno, alwaar ze bij aankomst vergast worden. De mannen worden kil en koel door de soldaten op een rij gezet en gefusilleerd. Na de oorlog blijken er 340 mensen omgekomen te zijn door deze wraakactie naar aanleiding van de moordaanslag op ‘het blonde beest’ Heydrich.

Het dorp is geheel met de grond gelijk gemaakt. Zelfs de honden werden nog doodgeschoten. Bulldozers zorgden ervoor dat zelfs de fundamenten van het dorp verwijderd werden. Kerkhoven werden ontheiligd en geruimd. Lidice, een idyllisch dorpje in Tsjechië (zo stel ik mij dat voor), is compleet van de kaart geveegd.

12 december 2011. De oorlogsjaren hebben mij als leerling op het voorgezet onderwijs altijd enorm geboeid. En nog steeds blijft het me interesseren. Elke keer wanneer ik een concentratiekamp bezoek, lopen de rillingen mij over de rug. Vught, Westerbork, Sachsenhausen. Het blijft intrigeren hoe Hitler met zijn brallende toespraken teweegbracht wat er is gebeurd. Miljoenen doden en nog eens zoveel miljoenen voor het leven getekend.

Oprecht geïnteresseerd in de oorlog, maar nog nooit het bovenstaande verhaal gehoord. Totdat ik het boek HhhH las van Laurent Binet. Een boeiende roman die de spanning tot het einde toe weet op te bouwen door zijn eigen schrijverservaringen in te voegen. Hij beschrijft de geschiedenis van Lidice zo levendig dat je het voor je ogen ziet gebeuren. Een geschiedenis die een omslag teweeg heeft gebracht in de Tweede Wereldoorlog, omdat vanaf dat moment Hitler niet langer zijn schijnheilige masker kon ophouden. Vanaf dat moment zag de hele wereld openlijk zijn wreedheid.

De minister van de Navy in Washington verklaarde kort daarop: ‘Als toekomstige generaties ons vragen waarom we in deze oorlog zijn gaan vechten, zullen we hun het verhaal van Lidice vertellen.’ Een opmerkelijke verklaring! Heb ik zitten slapen tijdens de geschiedenisles, omdat ik dit verhaal niet kende? Het is niet waarschijnlijk, want deze periode uit de geschiedenis interesseerde mij mateloos. Maar dan betekent het dat we deze geschiedenis vergeten zijn. Hoog tijd om deze geschiedenis weer naar voren te halen. Hitlers wreedheid tekende zich immers niet alleen af in de concentratiekampen, maar ook in een gewoon dorpje in Tsjechië.

maandag 14 november 2011

Frisse taal

Ophef alom in de Nederlandse media. De Katwijkse predikant A. Vlietstra had in een kerkbode-artikel 17e eeuwse predikant Jacobus Koelman geciteerd over de opvoeding van kinderen. Een citaat waarin deze predikant opriep om voorzichtig te zijn in de bestraffing van kinderen. Wanneer een kind bestraft moest worden (en dat moet nu eenmaal met regelmaat in een goede opvoeding), dan diende dat met liefde te gebeuren. Het kind moest de liefde door de straf heen proeven.

De ophef werd echter veroorzaakt door het gebruik van het verouderde woord kastijding. Het hedendaagse woordenboek geeft daarvoor de definitie ‘bestraffing, slaag’. Door de media werd het echter gedefinieerd als ‘mishandeling’. Hoe het woord precies in de 17e eeuw werd gehanteerd kan ik niet direct achterhalen. Misschien is het inderdaad de corrigerende tik geweest waar Koelman op duidde, maar dat is nog steeds geen mishandeling. In ieder geval bleek in het Radio 1-journaal dat Katwijkse dames de predikant helder hadden begrepen. Ze gingen hun kinderen vanaf nu niet mishandelen met het kerkbode-artikel en de Bijbel in hun hand.

Duidelijk mag zijn dat deze ophef weer de rol van de media toont in beeldvorming. Een stukje in een kerkbode dat voor kerkelijk publiek is geschreven, wordt uit haar context gerukt en opgeblazen. Van een mug wordt een olifant gemaakt. Het negatieve beeld van de orthodoxe-christenen lijkt weer bevestigt voor het deel van onze samenleving dat al vele vooroordelen had over deze groep. Getuige de reacties op bepaalde websites heeft de media haar rol met betrekking tot negatieve beeldvorming weer formidabel gespeeld. Het is dan wel weer jammer dat de media in deze beeldvorming altijd erg gemakkelijk omgaat met de context waarin iets wordt gezegd.

Tegelijkertijd maakt het voor christenen wel weer duidelijk dat zelfs kerkbode-artikelen gelezen kunnen worden door niet-christenen. Dat is iets waar we in onze tijd rekening mee moeten houden in de verwoording van onze standpunten. De ophef die vandaag is ontstaan drukt ons met de neus op de feiten. Het belangrijkste feit is dan wel dat citaten uit het verleden niet door elke lezer meer wordt begrepen. Een reden te meer om ten allen tijde helder en fris onze standpunten te verwoorden. Zelfs richting het eigen kerkelijk publiek.

maandag 7 november 2011

Slachtoffer van jihad

Afgelopen zaterdag liep ik door het centrum van Utrecht op zoek naar nieuwe kleding. Terwijl ik door het drukke centrum liep, werd ik opeens aangesproken door een keurige jongeman. Hij stond samen met een aantal andere jongemannen flyers uit te delen met de titel: ‘een overeenkomstig woord’. Op de vraag of ik gelovig was, antwoordde ik bevestigend. En met het beantwoorden van die vraag was ik verwikkeld geraakt in de jihad.

Al snel begreep ik dat ik een uitgerekend slachtoffer was voor zijn flyer-actie. Deze actie was namelijk gericht op christenen en joden. Door middel van het islamitisch getuigenis probeerden ze christenen en joden over te halen tot de islam. Mijn gesprekspartner beaamde dat er veel overeenkomsten waren tussen het jodendom en christendom enerzijds en de islam anderzijds. Maar toch was er één groot verschil: De Koran is de laatste openbaring van Allah, dus deze diende het meest gehoorzaamd te worden. De verhalen in de Tenach en de Bijbel waren door de eeuwen heen gecorrumpeerd, maar waren in de Koran op de juiste wijze doorgegeven.

Nu vind ik het altijd interessant om met andersdenkenden in gesprek te gaan, dus ik stelde vanuit mijn kennis van de islam hem een aantal vragen. Die beantwoordde hij vriendelijk, maar hij stelde ondertussen ook tegenvragen. En dan besef je opeens dat het gemakkelijker is om in de triniteit te geloven, dan om het uit te leggen aan iemand die alleen op Wikipedia wat informatie over het concilie van Nicea had opgezocht. We hadden een gesprek waarin we over en weer probeerden aan te tonen dat ons geloof het ware is.

Gedurende het gesprek - dat mijn gesprekspartner omschreef als de jihad – bedacht ik mij dat ik als christen op de middelbare school wel wat kennis had opgedaan over de islam. Deze kennis was gedurende mijn theologische studie nog wel iets verder uitgediept. Maar ik kon mij niet herinneren dat ik ooit serieus een tekst uit de Koran had bestudeerd. En dat terwijl in de flyer een aantal Bijbelteksten werden geciteerd die mij ervan moesten overtuigen dat Jezus nooit Gods Zoon kon zijn. Zij hadden zich verdiept in mijn gedachtegoed om mij daarmee te kunnen bestrijden.

De jihad van afgelopen zaterdag heeft mij daarom tot de conclusie gebracht tot het hoognodig tijd werd dat ik het advies van de Utrechtse hoogleraar Gisbertus Voetius eens zou opvolgen. Hij was van mening dat theologen minimaal kennis genomen moeten hebben van de inhoud van de Koran. Daartoe zette hij zijn studenten dan ook aan om de Arabische taal te leren. Op die wijze kon men op gefundeerde wijze het gesprek aan gaan met de islam. Gelukkig vertelde mijn gesprekspartner zaterdagmiddag dat ik ook gerust een Nederlandse vertaling mocht lezen. Hij was namelijk ook nog niet verder gekomen.

dinsdag 25 oktober 2011

Gebed

O Heer, verberg U niet voor mij,
wanneer ik mij verberg voor U,
Gij weet het, ik ben bang voor U,
ontwijk U en verlang naar U.
O ga niet aan mijn hart voorbij

En wees niet toornig over mij,
wanneer ik U geen liefde bied.
Ik noem U, maar ik ken U niet,
ik buig mij, maar ik ben het niet
en mijn gebed is tegen mij.

Spreek zelf in mij het rechte woord.
Zo vaak ik woorden voor U vond,
heb ik mij in mijn woord vermomd.
Nu wacht ik tot Gij zelve komt
en spreekt, zodat uw knecht het hoort.

Heer, roep mij als Uw dwalend schaap,
dat U niet zoekt en U niet vindt.
Geef mij, als een die Gij bemint,
geef, dat ik als Uw eigen kind
Uw stem mag horen in mijn slaap.

Muus Jacobse

zaterdag 22 oktober 2011

Wees vriendelijk!

Bij de uitgang van een gezinsbeurs met een hoog reformatorisch gehalte stond ze. Een jonge dame die uitgeput na twee dagen standwerken een sigaretje stond te roken. Haar vingers waren druk bezig om een smsje te sturen naar een vriendin. Terwijl ik naast haar sta, stopt ze even en vraagt: ‘Mag ik u misschien een gekke vraag stellen? Wat voor beurs is dit eigenlijk?’ Ik antwoord haar dat het de gezinsbeurs Wegwijs is. Ze vertelt me uitgebreid dat ze vandaag hier heeft gewerkt, maar tot haar schande moest bekennen dat ze niet wist op welke beurs ze stond. Uit alles bleek dat ze niet gewend was aan het reformatorisch klimaat van deze beurs. Een buitenstaander.

We maken even een praatje over de beurs en ik vraag haar hoe ze het had ervaren. Ze antwoord me dat het hard werken is op haar hoge hakken. En het ergste is nog wel dat je altijd vriendelijk moet zijn. Ook aan het einde van de dag. Ik ben wel wat gewend als het gaat om verkopen, dus ik geef gul toe dat dit niet gemakkelijk is aan het einde van de dag. Vriendelijk blijven tegen mensen die je min of meer afsnauwen. Je probeert mensen te interesseren voor je product, maar je krijgt hooguit te horen: ‘Ik ben moe, val me niet lastig.’

Nu ik aan het gesprek terugdenk, bedenk ik opeens dat ze er nog iets bij zei: ‘Het is op elke beurs hetzelfde hoor.’ Een nonchalante opmerking tussendoor die mij ervan moest overtuigen dat het vrij normaal is dat mensen zo reageren. Maar nu opeens besef ik dat het eigenlijk triest is dat deze ‘buitenstaander’ niet iets anders zei. Iets in de trant van: ‘Het viel me op dat de mensen hier vriendelijk waren’, of: ‘Op deze beurs maakte ik voor het eerst mee dat het ook anders kon’.

Het was toch Petrus die in zijn tweede brief schreef dat een christelijke man gekenmerkt moest worden door vriendelijkheid? En het was toch Paulus die aan de gemeente van Korinthe schreef dat de liefde de meeste diende te zijn in het leven van een christen? Allerlei vragen komen bij mij boven. Die bezoekers van de Wegwijs noemen zich toch christen? Waar was dan die vriendelijkheid? En waarom heeft deze ‘buitenstaander’ niets gemerkt van een houding van liefde?

Je mag toch verwachten dat het publiek van deze beurs, dat zich in haar koopgedrag eigenlijk niet onderscheid van de wereld, toch door de vriendelijkheid zou worden gekenmerkt! Dat deze jonge dame met de gedachte naar huis was gegaan dat het toch niet normaal is zoals het er meestal aan toe gaat.